This site requires JavaScript to render the code.

Need to know how to enable JavaScript? Go here.

Speakers

Tijd voor tegenmacht in het digitale tijdperk

Als de keerzijden van digitale technologie worden besproken dan gaat het al snel over de privacyschendingen van Facebook, de marktmacht van Amazon, cyberspionage vanuit China of de stortvloed aan Russisch nepnieuws. Er zijn inderdaad ondemocratische krachten die via digitale snelwegen en sluiproutes de democratie onderdrukken.

Kees Verhoeven

Tech-expert en voormalig IT-politicus

Kees Verhoeven: “De liberale democratie wordt echter ook van binnenuit beschadigd, vaak zonder dat we hier oog voor hebben. Steeds vaker overschrijden democratisch gekozen bestuurders en hun uitvoeringsinstanties – doorgaans met goede intenties – de grenzen van de rechtsstaat. Deze ontwikkeling gaat ten koste van burgerrechten en vraagt daarom om tegenspraak en tegenmacht in het digitale tijdperk.

Ontluikend internetoptimisme

Aan het begin van het digitale tijdperk, in de jaren tachtig van de 20e eeuw, zag het er nog zonnig uit. De digitale ontwikkeling begon veelbelovend toen de personal computer (pc) onze bureaus veroverde en kwam in een stroomversnelling toen het Amerikaanse internet in Europa aan land kwam. Hoewel dit haast geruisloos verliep, betekende het de doorslaggevende stap naar het world wide web.

Het samenvallen van digitalisering, globalisering en democratisering zorgde aan het einde van het millennium voor ongekend internetoptimisme. Economen fantaseerden over een op e-commerce gebaseerde ‘new economy’, die bevrijd van tussenpersonen en achterhaalde conjunctuurgolven eeuwig zou groeien.

Politicoloog Francis Fukuyama hield in 1989 zijn historische lezing met de onvergetelijke titel ‘The End of History and the Last Man’. Hoewel dit ‘einde van de geschiedenis’ vaak uit zijn verband getrokken is, laat het zien dat men in de jaren negentig dacht dat de wereld in een soort eindfase kwam. Het liberalisme had de monarchie, het fascisme en het communisme verslagen en zo zou iedereen eindelijk terechtkomen in een gedigitaliseerde, kapitalistische democratie.

Naar een nieuwe digitale realiteit

In the global village leidde het internetoptimisme intussen tot internetovermoed. Ingefluisterd door vicepresident en zelfbenoemd internetkenner Al Gore zei de Amerikaanse president Bill Clinton op 8 maart 2000 tijdens een toespraak: “Het staat buiten kijf dat China pogingen doet om het internet onder de duim te krijgen. Veel succes ermee – je kunt nog beter proberen een drilpudding aan de muur te spijkeren.”[1] Een paar dagen later brak de internetbeurs NASDAQ door de magische grens van 5000 punten. Na het uitblijven van de zo gevreesde millenniumbug leek de nieuwe economie niet te stuiten.

Toch zouden de overschatte NASDAQ-piek en de overmoedige toespraak van Clinton de laatste stuiptrekkingen blijken van een ongekend jubeldecennium. Op 26 maart 2000 won ene Vladimir Poetin de presidentsverkiezingen in Rusland, nadat hij op 31 december 1999 al tijdelijk de macht had overgenomen van de opgebrande Boris Jeltsin. Poetin zou de eerste worden in een reeks nieuwe dictators aan de Europese oostflank, gevolgd door onder meer de Turkse president Recep Erdo?an en verder naar het oosten de Chinese president Xi Jinping. Zij zouden niet alleen het liberaliserende internet aan banden leggen, maar ook het democratische westen uitdagen met geavanceerde digitale technologie.

Megabedrijven als Facebook en Google beschikken over datamacht waarmee ze concurrenten uitschakelen, auteursrechten schenden en belasting ontwijken

Begin april 2000 zakten de aandelenkoersen van veelbelovende internetbedrijven plotseling in elkaar; in een paar maanden tijd liep de internetballon helemaal leeg. Doordat deze economische klap werd gecompenseerd met onbelemmerd krediet en ongedekte hypotheken, mondde deze ‘dot-com crash’ uit in de schulden-, banken- en eurocrises die Amerika en Europa vanaf 2008 zouden teisteren. In de schaduw hiervan zou een nieuwe generatie Amerikaanse internetbedrijven overschakelen op het door data gedragen verdienmodel waarmee Big Tech tegenwoordig zijn miljarden verdient.

Techreuzen en cyberdreiging

Inmiddels heeft de digitale droom plaatsgemaakt voor de digitale werkelijkheid. Het internet bleek niet alleen een bevrijdende superkracht, maar ook een veelkoppig instrument dat zich voegt naar economische wetten en het heersende politieke regime. Enerzijds heeft het internet ons gemak, contact en diversiteit gebracht. Anderzijds heeft het waardevolle onderdelen van de economie en de samenleving beschadigd.

Nobelprijswinnaar Robert Solow kreeg gelijk met zijn nuchtere constatering dat “we computers overal zien behalve in productiviteitscijfers”. En schrijver Evgeny Morozov constateerde droogjes dat de juichende commentaren over de Iraanse Twitterrevolutie vooral het naïeve verlangen blootlegden “naar een wereld waarin IT in dienst staat van de bevrijder en niet van de onderdrukker”.

Te lang is gedacht dat ingrijpen simpelweg niet nodig of onmogelijk was

Hoeveel vooruitgang een technologie als kunstmatige intelligentie ook te bieden heeft, onze autonomie en democratie worden bedreigd door economische machthebbers. Megabedrijven als Facebook en Google beschikken over datamacht waarmee ze concurrenten uitschakelen, auteursrechten schenden en belasting ontwijken. Omdat hun revolutionaire – grotendeels onzichtbare – technologie sluw inspeelt op onze evolutionaire psychologie (ons ongeduldige, bedrieglijke en beïnvloedbare brein), is het zeer de vraag in hoeverre mensen daadwerkelijk een vrije keuze hebben wanneer het YouTube-algoritme ze van filmpje naar filmpje laat klikken.

Daarnaast realiseren statelijke grootmachten hun geopolitieke doelen steeds vaker digitaal door intellectueel eigendom te stelen, vitale infrastructuur aan te vallen en op grote schaal desinformatie te verspreiden.

Decennia van bestuurlijke passiviteit

Al eeuwenlang komen politici in actie wanneer nieuwe technologie samenlevingen uitdaagt en opschudt. Zo leidden de mechanisering van de katoenindustrie en de komst van stoommachines tijdens de industriële revoluties tot sociale ongelijkheid en sloppenwijken in de snelgroeiende steden. De overheid greep in, hetgeen de eerste stappen naar een verzorgingsstaat betekende. Ook werden grote bedrijven als Standard Oil en American Sugar in mootjes gehakt op basis van de Amerikaanse mededingingswetgeving in 1911.

Na decennia van bestuurlijke passiviteit wordt het tijd dat de politiek nu ook vorm gaat geven aan de digitale transformatie. Te lang is gedacht dat ingrijpen simpelweg niet nodig of onmogelijk was. Inmiddels begint men weliswaar in te zien dat bijsturen moet én kan, maar het lukt op de een of andere manier niet om de juiste grenzen te stellen.

Deels is dit een gevolg van het oogverblindende internetoptimisme dat ons oordeel tot op heden beïnvloedt. Hoe begrijpelijk dit gezien alle kansen ook is, het vertroebelt onze blik. Deels dragen ook veelgenoemde barrières als een gebrek aan ICT-kennis en de complexe, publiek-private infrastructuur bij aan de politieke onbeholpenheid.

Maar er is nog iets aan de hand en dat betreft onze eigen westerse politiek zelf. De relatie tussen digitalisering en de democratie is uiterst stekelig.

Populisme en digitalisering

Op 11 september 2001 boorden twee door terroristen gekaapte vliegtuigen zich in de Twin Towers te New York. Kort na deze aanslagen riep de Amerikaanse president George W. Bush zijn ‘war on terror’ uit. Deze ging gepaard met de stellingname “je bent met ons of tegen ons”, waarmee hij na de fysieke scheidslijn van de Koude Oorlog de wereld opnieuw in tweeën splitste met nu een morele scheidslijn tussen goed en kwaad. Als archetype van een zeer uitzonderlijke gebeurtenis werd 9/11 de katalysator van twee verstrekkende politiek-bestuurlijke ontwikkelingen.

De eerste was een obsessieve angst voor terreur die zich verstrengelde met weerzin tegen migratiestromen, open grenzen, handelsverdragen en verdere EU-uitbreiding. In plaats van vrijhandel klonk nu ‘grenzen dicht’ en na het credo “Nie Wieder Krieg” kregen we de Brexit-leus “Take Back Control”.

Met de opkomst van het populisme in het digitale tijdperk werd, in combinatie met de inzet van social media, de democratie onder druk gezet

Deze volksemotie is een vruchtbare bodem voor populisten en volksmenners die via hapklare statements op social media grote groepen kiezers aantrekken. Het veranderde stemgedrag heeft in heel West-Europa een vergelijkbaar resultaat: sterk versnipperde parlementen met een ‘spookmidden’. Volgens politicologe Catherine Fieschi worden hieruit nietszeggende coalities gevormd, die veel burgers niet aanspreken.

De tegenkrachten waarmee globalisering, kapitalisme en dus liberalisme deze eeuw te maken kregen, betekenden ook een onderdrukking van de liberale democratie als politiek systeem. Politicoloog Jan-Werner Muller wijst erop dat populisten democratische instituties als het parlement, de rechtsspraak en de vrije pers geregeld in twijfel trekken en hun macht gebruiken om basale democratische rechten in te perken.

Met de opkomst van het populisme in het digitale tijdperk werd, in combinatie met de inzet van social media, de democratie onder druk gezet.

Data als nieuw wondermiddel

De tweede ontwikkeling bleef lange tijd onder de radar, zoals vaak het geval is met digitale technologie. Terwijl politieke idealen verwaterden en bestuurders hun ideologische veren afschudden, kwamen in hoog tempo nieuwe dataverzamelingen en digitale analysesystemen beschikbaar.

De nieuwe kaste van technocraten beschouwde dit als het objectieve instrument waarmee maatschappelijke problemen praktisch konden worden opgelost. Zo werden data al snel het nieuwe wondermiddel in de strijd tegen terrorisme, criminaliteit, fraude en zelfs de coronapandemie.

Helaas gaat het gebruik van digitale analysesystemen en dataverzamelingen niet alleen gepaard met ouderwets maakbaarheidsdenken en eigentijdse daadkracht, maar ook met een negatief mensbeeld en toenemend wantrouwen tegenover onschuldige burgers. Hierdoor komt de nieuwe datapraktijk op gespannen voet te staan met rechtsstatelijke principes die het fundament vormen van een liberale democratie.

In Nederland blijkt dit uit een reeks wetsvoorstellen die de overheid doorgeschoten bevoegdheden geeft om via datakoppelingen, taps of hacks onder de huid van burgers te kruipen. Daarbij kan men denken aan de sleepwet en de hackwet, maar ook aan de wetgeving achter de toeslagenaffaire of het door de rechter verboden Systeem Risico Indicatie (SyRI).

Het patroon is steeds hetzelfde. Een vanzelfsprekend maar ondoordacht doel heiligt vergaande middelen waarbij tegenspraak ongewenst is.

Ondanks de harde lessen en pijnlijke blunders van de afgelopen jaren is de huidige Tweede Kamer voorstander van de Wet Gegevensverwerking Samenverbanden (WGS). Deze risicovolle datawet maakt het voor talloze overheidsorganisaties mogelijk om onderling databestanden te koppelen en verwerken. Dit leidt onvermijdelijk tot onjuiste conclusies en onterechte oordelen over onschuldige burgers. Critici spreken dan ook van ‘Super SyRI’ of een ‘toeslagenaffaire 2.0’.

Data inzetten is niet per definitie ‘efficiënt’ zoals bestuurders vaak beweren

Helaas blijft het niet bij slechte wetgeving. Een andere problematische trend is dat wetshandhavers en uitvoeringsinstanties steeds vaker zelf de wet overtreden. De afgelopen jaren was dit het geval bij de Belastingdienst, de nationale politie, het leger, de inlichtingendiensten, de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en verschillende gemeenten.

Steeds weer was het probleem dat op onwettige wijze of zonder wettelijk mandaat digitale gegevens werden verzameld. Je zou denken dat het kabinet deze instanties zou aanspreken of terugfluiten maar het tegendeel is waar. Schouderophalend zeiden de instanties dat aan de wet voldoen nog jaren zal duren (zoals de Belastingdienst aangaf) of dienden ze spoedwetten in om de wettelijke basis met terugwerkende kracht te regelen (zoals de AIVD, NCTV).

Herstel van liberale democratie in digitale tijdperk

Wat kunnen we doen om de liberale democratie te beschermen tegen de negatieve uitkomsten van digitalisering en dataïsme? Allereerst moeten we de mythes rondom datagebruik ontmaskeren. Data inzetten is niet per definitie ‘efficiënt’ zoals bestuurders vaak beweren. Dat data ‘anoniem’ of ‘pseudoniem’ zijn betekent niet dat ze mensen niet kunnen raken. Evenmin zijn data ‘neutrale’ informatiedragers. Datasets en rekenformules dragen immers altijd menselijke vooringenomenheid (bias) in zich.

Ten tweede moeten we de rechtsstatelijke principes van de rechtsstaat in ere herstellen. Zo schrijft het legaliteitsbeginsel voor dat de overheid alleen mag handelen op basis van de wet. Dat betekent ook dat data alleen gebruikt mogen worden voor het doel waarvoor ze ooit verzameld zijn, oftewel: doelbinding.

Daarnaast is het principe van ‘proportionaliteit’ belangrijk. Op het digitale vlak houdt dit in dat men werkt met de minimale hoeveelheid data die nodig is om het beoogde doel te bereiken, oftewel: dataminimalisatie.

Een derde cruciaal fundament van onze liberale democratie behoeft daarnaast eerherstel, en dat is de onschuldpresumptie: mensen zijn onschuldig tot het tegendeel bewezen is. Ook als data iemand verdacht maken.

Kort gezegd komt het herstellen van de liberale democratie in het digitale tijdperk erop neer dat de mens de computer, het internet, de dataset en het algoritme wat vaker moet corrigeren. Het is aan onze politici om op doordachte wijze – bewust van de eigen biases en beperkingen – invulling te geven aan deze cruciale opdracht.”

Bron: Clingendael Spectator

Kees Verhoeven

Tech-expert en voormalig IT-politicus

Kees Verhoeven, voormalig Tweede Kamerlid, is Tech-expert en adviseert overheden, branches en...

Offerte opvragen Bekijk het profiel