Facebook mag weghalen wat het wil

Facebook is een private ruimte en hanteert eigen regels. Terecht, vindt Peter Olsthoorn. In Ikea mag je toch ook niet je borsten ontbloten?

Links en vooral rechts staan zelfbenoemde helden van het vrije woord op om Facebook te tarten. Maar net als een winkel of een concertzaal is Facebook een private ruimte en heeft het recht op een even perfide als lucide handhaving van de eigen normen.

Cartoonist Ruben Oppenheimer kwam vorige maand in aanvaring met Facebook, na een spotprent over de Turkse president Erdogan. Daarop tekende hij de president terwijl deze seks heeft met het blauwe vogeltje van Twitter, daags na het ‘smaadgedicht’ van de Duitse stand-up comedian Jan Böhmermann. Overigens was het niet de eerste keer dat Facebook een spotprent verwijderde; herhaaldelijk censureerde dit ‘sociale medium’ cartoons met Erdogan, afgebeeld in seksuele poses.

Ophef was het gevolg – en die liep al snel op in voorspelbaar gejeremieer op opgewonden meningensites en avondlijke leuterprogramma’s.

Na al die protesten zette Facebook de cartoon weer online, en bood zijn excuses aan aan Oppenheimer. Maar het gejuich daarover verdween alras, toen volgende prenten van het Facebook-scherm verdwenen. Dat gold ook voor de andere protesten van helden die het opnemen tegen het vermeende bevriende staatshoofd met versjes, schotschriften en sketches, in een poging dezelfde eeuwige roem te verwerven als de Duitse comedian Böhmermann.

Tussen 1982 en 1988 hebben (ook) Nederlandse technici Europa op het internet aangesloten. Daarop is de vrije ruimte bevochten, in Nederland onder meer door xs4all en Karin Spaink. Niet lang daarna boden grote partijen technologie aan voor veel eenvoudiger communicatie en publicatie. Al dat gemak werd ook nog eens volkomen gratis aangeboden. Intussen gebruiken miljarden mensen Google (met Androïd, Gmail, YouTube) en Facebook (met dochters Instagram en Whatsapp). Het is allemaal lekker gratis – dat wil zeggen in ruil voor databergen en reclame. De reclame per Google-zoekopdracht levert 2 cent op en Facebook beurt 20 euro per jaar per gebruiker. Je kunt niet eens een abonnement zónder reclame nemen. Dat vindt ook de National Security Agency (NSA) niet goed, want die snoept mee van de grote datastromen voor ‘onze veiligheid’.

In feite vormt Facebook een laag over het vrije internet, en daar hanteert het eigen regels. Is dat gek? In Ikea, het Rijksmuseum of de moskee mag je ook niet vloeken en schelden, mag je ook niet je borsten ontbloten en mag je ook geen beledigend bedoelde versjes en tekeningen op de muren kladderen. Dat brengt onherroepelijk de bewakers in actie, en zo is dat ook met het censuurleger van Facebook.

Dit schoonmaakkorps bestaat uit laag betaalde jongens en meisjes die in hokjes met computerschermen en een vel met Facebooks censuurregels aan de wand, de godganse dag de drek proberen te scheiden van de massale trivia uit de kranen van 1,8 miljard gebruikers. Ze voelen zich zo ongeveer als de werksters die in hotels de klodders van tv-schermen mogen poetsen, bleek uit reportages.

Organisaties als onlinecensorship.org en Bits of Freedom nagelen Facebook aan het kruis vanwege de censuur. Maar dat is goedkoop scoren tegen een club die aandeelhouders tevreden stelt door zich onder meer als braafste wereldburger aan zo’n 200 nationale wetgevingen te houden.

Heel vervelend van Facebook, maar het is zinniger ons te bekommeren om behoud van de vrije ruimte zoals internet ooit hier is begonnen. Zodat iedereen daar naar hartenlust ge- en misbruik van kan blijven maken om anderen te helpen, kietelen of simpelweg het leven zuur te maken. Gewoon omdat dit lekker mag en moet mogen.

Bovendien, de schreeuwsites die zo’n punt maken van Facebookcensuur filteren en verdelen ook zelf hun publicaties volgens verborgen criteria, en ze doen dit vanuit niet-transparante, opportunistische criteria. Zij zijn veelal gericht op maximaal klikken en reclameopbrengst.

Is dat nu zoveel nobeler dan Facebook?